13 juni 2014

NEGER(EN)


Mijn vaders winkel te Aalst kijkt op een mooi pleintje met grasveld en speeltuin. Gisterennamiddag kwam ik er langs en tijdens het luisteren naar een uitvoerige conversatie over het herstellen van een blaasbalg viel mijn oog op een groepje van een achttal hangjongeren met elk hun zware boekentas op de rug.

De jongens waren hoogstens 10 à 12 jaar oud en alles wees uit hun houding dat ze elkaar goed kenden. Op één na hadden alle jongens een blanke huidskleur en mijn aandacht werd pas echt gewekt toen drie of vier van hen elkaar op het eerste zicht wild te lijf gingen. Het bleek snel vals alarm, want er werd over de grond gerold, gebruld en gegierd van het lachen.

Wel opvallend was dat zodra het speelgevecht begon de jongen met de zwarte huid behoedzaam weg stapte en vanop veilige afstand vriendelijk lachend toekeek. Pas wanneer iedereen het stof van de kleren had geveegd en verderop naar een zitbank wandelde naderde de jongen met zwarte huid opnieuw de bende en ging netjes en vriendschappelijk tussen twee van de andere jongens staan, op zo’n psychologisch lastige nabijheid dat – indien ze hem niet heel erg goed persoonlijk kenden – het gebrek aan persoonlijke lichaamsruimte zeker aanleiding zou geven tot conversatie.
Ikzelf, vanop 100 meter afstand, kon op dat moment op geen enkele wijze uit het gedrag van de andere jongens opmaken dat ze hun zwarte vriend niet kenden en kon dus enkel concluderen dat ze gezamenlijk besloten hadden om zijn aanwezigheid straal te negeren. 

https://www.youtube.com/watch?v=-fagoaee510 Met drukke gesticulaties spraken ze tegen elkaar en als ze lachten, lachte de zwarte jongen ook. Hoewel ik het niet kon horen zie ik op zeker moment dat ook de zwarte jongen iets aan hen vertelt, waarop enkele jongens van de groep eenvoudig de rug naar hem toekeren. Ik zie de zwarte jongen verward rondkijken, ik zie hoe hij met ijzige blik zich omdraait en tientallen meters van het groepje weg stapt, plots stopt, in het ijle kijkend de situatie overdenkt en zich vervolgens toch omdraait en zich opniéuw bij het groepje voegt. Het betreffende groepje heeft zich ondertussen in beweging gezet om lachend, vertellend, huppelend en speels tegen elkaar opspringend verder te stappen. Volledig genegeerd volgt de zwarte jongen hen vanop enige afstand.
In het voorbijwandelen langs de winkel waarin ik sta, merkt hij dat ik hen sta te bekijken. Hij perst een glimlach op zijn gezicht en knikt mij en mijn vader met triestige ogen vriendelijk toe. Daarna vertrekken ze uit ons zichtsveld.

Ik vroeg me af hoe lang die jongen dat zo zou volhouden om te negeren dat deze leeftijd- en ongetwijfeld klasgenoten waarmee hij vrienden wil zijn botweg elke poging tot vriendschap negeren? Ik vroeg me af hoe het te bekomen dat de groep beseft dat die een probleem heeft en niet het genegeerde individu? Ik vroeg me af hoe lang het zou duren dat de zwarte jongen zelf gaat geloven dat hij er echt niet bij past en zich navenant gaat gedragen? Want dàn zal het natuurlijk de zwarte jongen zijn die zich ‘weigert aan te passen’.

Fantaserend over zijn toekomst moest ik denken aan het verhaal over popster Michael Jackson, die na het winnen van een massa prijzen voor zijn album ‘Off the Wall’ eind jaren ’70 informeerde bij de redactie van Time Magazine waarom ze het gemaakte interview niet gepubliceerd hadden en zo moest vernemen dat ze dergelijk lange interviews alleen publiceerden van iemand die ‘ook op de cover' kon afgebeeld worden.
Wij, komboloivrienden, spreken echter nooit over 'neger(en). Alleen over de liefde voor komboloi.