21 april 2015

Lichter dan stilte, stiller dan licht



Het voorbije jaar ontdekte ik hoe vreemd het soms is om te werken op de stilteplek die Streuvels’ huis ‘Het Lijsternest’ is. Vooral op momenten dat ik er helemaal alleen aan het werk ben, met de weemoedige namiddagzon die over het landschap langs mijn rug over mijn schouders schijnt, paar-dansend met het platonisch schaduwspel van boomloof in de tuin. 

Op zo’n momenten overvalt me soms een beklemmend bewustzijn van de stilte en meer specifiek het immer afwezige fenomeen dat stilte eigenlijk is en waarmee we eigenlijk steeds nabijere geluiden bedoelen zoals het horen van onze eigen bewegingen, onze eigen ademhaling, het pompen van het bloed in het hart en de aderen wat ruis geeft in de oren. Net als licht vult geluid elke leegte.

Stiller dan licht, lichter dan stilte. Die heilige horror vacui van het universum bepaalt dat de afwezigheid van licht, de afwezigheid van geluid een afwezigheid van ruimte impliceert. Buiten alles is niets mogelijk, want behalve alles is er niets.
Als ikzelf op mijn bureau zit en anderen aan het werk zijn hoor ik velen geruisloos kraken: ze zoeken excuses om te komen praten, ze zoeken manieren om muziek te laten afspelen, desnoods zelf te zingen of te fluiten en als die inspiratie niet komt is er nog altijd het luidop tegen zichzelf gaan praten.  ’s Avonds op weg naar huis in de auto, denk ik vaak aan die geluiden die de natuur verzint om de stilte op te vullen, ginds op onmetelijke afstand van ons verwijderd in het heelal. Quod est inferius est sicut quod est superius.  

https://www.youtube.com/watch?v=sMfKVSQLo44


Als je bedenkt hoe angst- of agressieverwekkend dreigende stilte is, is het verwonderlijk dat we mensen die veel moeten nadenken of studeren trachten af te zonderen van geluid. Maar, dat komt natuurlijk omdat er een hiërarchie bestaat tussen de geluiden die in ons hoofd worden verwerkt. We hopen door zoveel mogelijk inferieure geluiden te elimineren zoveel mogelijk ‘ruimte’ vrij te krijgen voor de ‘belangrijke’ gedachten in ons hoofd. Ik vind niet dat dat goed werkt.
Veel slimmer was die aanpak van de oude Grieken, die rondwandelend doorheen hun Akademeia studeerden. Ze gingen er blijkbaar van uit dat een constante blootstelling aan inferieure impressies bevorderlijk was om beter te kunnen nadenken. Als er één ding is die elke bekwame manager onmiddellijk afschaft, dan is het vast wel: de vergaderzaal. Niemand minder dan Plato heeft het gezegd! Ik lees het over Streuvels en merkte het ook op bij vele schrijvers in onze schrijversresidentie: ze gaan wandelen, joggen, fietsen of op café om ‘na te denken’, de rest van de dag achter de schrijftafel zitten ze te ‘werken’.

Het lijkt overdreven, maar heb je je al eens afgevraagd waarom we als autobestuurders zo makkelijk agressief worden? Ik wel. Je zit namelijk in een comfortabele zetel zonder enige noemenswaardige fysieke lichaamsbeweging en afgesloten van vele omgevingsgeluiden en je kan je eigenlijk niet veroorloven van aan iets anders te denken dan aan je omgeving. Gevolg: je hersenen vervelen zich te pletter. En dus gaan je gedachten in overdrive, je hersenen willen actie; ze dwingen je sneller, harder, verder, non-stop te gaan. En alles wat je daarin belemmert veroorzaakt ergernis of erger.  

Ik heb nood aan wat stilte: ik ga even wandelen! Tot onderweg? Want samen zijn we
stiller dan licht, lichter dan stilte. Virtus eius integra est: komboloi altijd overal!

Geen opmerkingen: